Daar waar de opvoeding van jongeren binnen het gezin tekort schiet, doen we als samenleving maar al te graag een dringend beroep op ons onderwijssysteem. Dat geldt tevens voor maatschappelijke problemen waar de samenleving geen adequate oplossing voor heeft. Deze extra taken en verwachtingen leiden niet zelden tot een verhoogde werkdruk bij de docenten in het veld. Het gaat o.a. om de volgende thema’s:
toenemende obesitas
seksuele voorlichting
relationele diversiteit
zinloos geweld (messen)
leer- en gedragsstoornissen
hoogbegaafdheid
signaleren van kindermishandeling
sociale vaardigheden
algemene ICT-vaardigheden
burgerschapsvorming
culturele diversiteit
alcohol- en drugsgebruik
cyberpesten
discriminatie
vrijheid van meningsuiting
maatschappelijke stage
budgetteren
extra reken- en taalonderwijs
Uiteindelijk zijn de primaire taken van ons onderwijs, kwalificeren en socialiseren. Elke school bereidt haar leerlingen voor op het vervolgonderwijs of op toekomstige arbeid, door hen kennis & vaardigheden aan te leren. Daarnaast wordt er impliciet veel aandacht besteed aan sociale vaardigheden ter voorbereiding op hun deelname aan de samenleving. De meeste scholen bieden naast deze twee kerntaken vaak ook nog activiteiten aan die gericht zijn op ontspanning. Niet in de laatste plaats om zich te onderscheiden van concurrerende scholen in de omgeving. We noemen dit ‘profileren’. Met hetzelfde doel wordt er door scholen ook allerlei extra’s aan het curriculum toegevoegd. Zo zijn er cultuurscholen, scholen met een bètaprofilering, scholen met tweetalig onderwijs, elos-scholen met aandacht voor internationalisering, techniekscholen (beter bekend onder de naam ‘technasia’), sportscholen, huiswerkvrije scholen en ga zo maar door. Dit is in alle gevallen een keuze die de school zelf maakt (uiteraard met instemming van de medezeggenschapsraad).
Maar nu komt het, de samenleving vraagt (en vaak niet-vrijblijvend) ook steeds meer van het onderwijs. En dat allemaal in een tijdsgewricht waarin veel ouders minder tijd met hun kinderen kunnen doorbrengen, waardoor het zwaartepunt van de kerntaak ‘socialiseren’ zich sowieso verplaatst naar de scholen. De tijd dat ouders en leraren zich in gezamenlijkheid verantwoordelijk voelden voor de opvoeding van jongeren, lijkt ver achter ons te liggen. Bij corrigerende maatregelen vanuit de school, lijken ouders steeds vaker partij te kiezen voor van hun kind. Ouders schromen ook niet om bij een eventuele patstelling in een conflict hun advocaat te consulteren. In het onderwijs wordt dan weleens gesproken over ‘de juridisering van de samenleving’. Persoonlijk heb ik soms de indruk dat dit de nieuwe manier is waarop ouders de liefde naar hun kind uiten, een compenserende liefde uit schuldgevoel voor hun frequente afwezigheid. Doordat ouders in steeds mindere mate het pedagogisch klimaat van de school steunen, is het respect van jongeren voor hun docenten helaas ook tanende.
Er komen alleen maar verantwoordelijkheden bij, er gaat niets af. Daar komt nog eens bij dat schoolbesturen en directies meestal gedwee de voorstellen vanuit het kabinet oppakken, terwijl uiteindelijk de docenten er handen & voeten aan moeten gaan geven. En tja, docenten geven zich nu eenmaal met hart & ziel voor hun verantwoordelijke taak, dus draaien ze een slag in de rondte om al hun taken zo goed mogelijk uit te voeren. Langzaam branden ze op. Zoals het nu gaat, exploiteren we een cruciale beroepsgroep binnen onze samenleving.
Het is van essentieel belang dat er voor scholen een goede poortwachter is, die kan beoordelen of de uitvoering van een (niet-vrijblijvende) extra taak voor de scholen verantwoord is. Criteria die daarbij in acht genomen moeten worden, zijn:
welke instantie kan nog meer in aanmerking komen voor de extra taak?
komen de kerntaken van de scholen niet in het gedrang?
is er voldoende expertise aanwezig voor de extra taak?
welke middelen krijgt de school om de extra taak uit te voeren?
De VO-raad (belangenorganisatie van schoolbesturen) en de onderwijsbonden vervullen de rol van poortwachter. Uiteraard moeten zij gevoed worden door signalen uit het veld, respectievelijk schoolbesturen (met directies) en medezeggenschapsraden. Ook als het gaat om meer vrijblijvende extra taken, die impliciet verwacht worden van het onderwijs, dienen de poortwachters kritisch te zijn. Het belangrijkste criterium voor een dergelijke extra taak moet zijn: Is het werkdruk verhogend voor de docenten of niet?
En dan kort nog iets over het vigerende taakbeleid. Bij een fulltime baan werkt een docent 1659 uur per jaar. Uitgaande van 40 uur per week, zou je daar 1659/40 = 41,48 weken over doen. Maar ja, aangezien een schooljaar altijd minder dan 40 schoolweken telt, moet je elke week een paar uur meer werken om die 1659 uur te halen. Laten we zeggen, de emmer is het schooljaar en de 1659 uur is de hoeveelheid water waarmee de emmer gevuld wordt. Dat past dan natuurlijk niet, dus wat er gebeurt: de emmer stroomt over.
Het antwoord van de directie zal ongetwijfeld zijn: ’Ja, maar een jaartaak is alleen maar normatief. De uren die aan een taak worden toebedeeld zijn niet absoluut, maar relatief. Het is een soort gemiddelde. De één werkt nu eenmaal sneller dan de ander.’
Op de schop ermee, zou ik zeggen. Waarom?
Het getal 1659 suggereert een te grote nauwkeurigheid (± 1 uur).
Een schooljaar heeft geen 41,5 weken, maar altijd minder dan 40.
De meeste taken zijn qua uren te krap bemeten. Het zijn geen gemiddelden.
Op de meeste scholen zijn geen taakomschrijvingen (bv in de vorm van een takenboek). Hierdoor weten de uitvoerenden niet precies waar ze aan toe zijn.
Zelf ben ik een groot voorstander van een projectmatige uitvoering van (een aantal) taken, zodat er door de docent die de taak uitvoert, opbrengstgericht gewerkt kan worden (eventueel met een verantwoording van zijn uren). Binnen de gesprekscyclus kan dan ook evaluerend naar de taak gekeken worden. Taken die daar niet geschikt voor zijn, moeten realistisch gehonoreerd worden. Een jaar heeft 365,25/7 = 52,2 weken, waarvan er 12 volle weken vakanties zijn. Uitgaande van een schooljaar van 40,2 weken (50,2 – 12) en een 36-urige werkweek (dat is maatschappij-conform), is een jaartaak ongeveer gelijk aan 1450 uur. De vele vakantieweken zijn geen luxe. Docenten moeten regelmatig kunnen recupereren, omdat het grote aantal sociale interacties nu eenmaal veel energie van hen vergt. Er zijn rigoureuze stappen nodig.
Comments