In de huidige samenleving gaan de meeste mensen uit van een wereldbeeld dat gebaseerd is op drie belangrijke pijlers: we beschikken over een vrije wil, we zijn verantwoordelijk voor onze daden en iedereen heeft een zelfbewustzijn. Deze eigenschappen bepalen de manier waarop wij de werkelijkheid ervaren en dicteren onze relatie tot elkaar en in feite onze relatie tot ‘alles wat is’. Zowel ons strafrecht, als de universele rechten van de mens, zijn op dit mensbeeld gebaseerd. Maar stel nou eens dat deze uitgangspunten onjuist zijn. Stel nou eens dat er geheel andere kenmerken van de mens aan ons mensbeeld ten grondslag moeten liggen. Wat zou dat dan betekenen voor het soort samenleving waarin we komen te leven? Kan dat dan leiden tot een soort Copernicaanse revolutie, tot een paradigmashift? Dit betoog is een gedachte-experiment op basis van drie precies tegenovergestelde kenmerken van de mens, namelijk: de mens heeft geen vrije wil, is niet verantwoordelijk voor zijn daden en het door ons ervaren zelfbewustzijn, is de facto het getransformeerde universele bewustzijn. Welke consequenties heeft dit mensbeeld voor onze visie op goed en kwaad, voor het meritocratisch principe in onze samenleving, voor onze houding ten aanzien van de dood en voor de grote dilemma’s van onze tijd? Daar gaat het over in dit blog.
Laten we beginnen met de antoniemen ‘goed en kwaad’. In deze context is het wel mooi om even te refereren aan de opvatting over deze begrippen bij Augustinus (354-430). Voor hem bestond het kwaad niet als een zelfstandig concept, het was namelijk de afwezigheid van het goede. Een beetje vergelijkbaar met de antoniemen ‘licht en donker’, donker is de afwezigheid van licht. Voor Augustinus was deze vaststelling belangrijk, omdat hij op deze manier kan blijven geloven in een louter goede God. Het is de mens die verzaakt het goede te doen. Alle regels in onze samenleving zijn gebaseerd op de individueel verantwoordelijke mens, die met zijn vrije wil kan kiezen voor het goede of het kwade. De enige uitzondering hierop is de juridische escape van ‘ontoerekeningsvatbaar’, maar ja die kwalificatie wordt alleen toegekend aan mensen die ze niet allemaal op een rijtje hebben. In feite is de huidige mens continue onderworpen aan een schuldvraag. Friedrich Nietzsche (1844-1900) vond het idee ‘schuld’ in zijn tijd al een manier waarop de mens zichzelf gevangen zet in een web van zelfverwijt en zelfverloochening. Hij riep dan ook op tot een herwaardering van alle waarden, waarbij mensen leren voorbij schuld en wrok te kijken.
In een strikt deterministische wereld, waar alle handelingen volledig bepaald worden door voorafgaande oorzaken, moeten de concepten van goed en kwaad wel rigoureus herzien worden. Wellicht is er zelfs helemaal geen noodzaak meer om deze begrippen sowieso te hanteren. Immers zonder vrije wil kan iemand moreel gezien, niet verantwoordelijk gehouden worden voor zijn daden. Het hele concept van schuld, verliest hierdoor zijn basis. Door te kijken naar de oorzaken en omstandigheden die tot bepaald gedrag hebben geleid, worden we wellicht ook milder, meer empathisch dan nu het geval is. Nu zijn we de ander vaak alleen maar aan het be- of veroordelen. Straffen hoeven dan niet langer gebaseerd te zijn op vergelding of afschrikking, maar kunnen worden vervangen door een pragmatische evaluatie van het menselijke gedrag, zoals dat in de psychoanalyse reeds het geval is. Zonder de druk van morele schuld kunnen mensen misschien ook meer gefocust zijn op groei en verbetering.
Ja maar, hoor ik je al denken. Hoe zit het dan met onze verantwoordelijkheid? Gaan we niet onverschilliger leven? Raken we gedemotiveerd? Verdwijnen dan onze sociale normen en ons identiteitsgevoel? Ik denk het niet. Al deze elementen blijven een centrale rol spelen in het leven van mensen. De veranderingen in deze ervaringsfeiten zijn weliswaar gedetermineerd, maar zijn altijd het gevolg van de continuïteit van oorzakelijke processen. Blaam of faam zijn verleden tijd. Net zoals ‘eigen schuld, dikke bult’ of ‘wie zaait, zal oogsten’. De nadruk verschuift van individuele verdiensten en prestaties naar een herwaardering van de omstandigheden van iemands leven. Dit kan leiden tot een herziening van beloningen (bv. iedereen een basisinkomen) en meer aandacht voor het collectieve welzijn en de basisomstandigheden van ieders leven. Alle maatschappelijke verschillen zijn namelijk een sterke voedingsbodem voor het ressentiment in een samenleving. Ook hierover schreef Nietzsche al. Hij beschrijft hoe onderdrukte mensen hun frustratie en machteloosheid omzetten in wrok tegen diegenen die meer macht of succes hebben. Herkenbaar toch?
De manier waarop oorlog wordt begrepen en aangepakt, kan eveneens wezenlijk veranderen. Het perspectief van schuld en vergelding zal verschuiven naar een holistischere benadering, waarbij er meer aandacht komt voor de onderliggende oorzaken van een conflict. Oplossingen zouden gericht kunnen zijn op het bevorderen van wederzijds begrip, empathie en de integratie van verschillende perspectieven, met als doel het realiseren van meer stabiliteit en welzijn voor beide partijen.
René Descartes (1596-1650) beschouwde de pijnappelklier (epifyse) als de zetel van de ziel en het centrum van het bewustzijn. Volgens hem was de pijnappelklier de plek waar de geest (res cogitans) en het lichaam (res extensa) elkaar beïnvloeden en met elkaar communiceren. Maar stel nu eens dat het bewustzijn wat we ons zelf toemeten, de transformatie is van een universeel bewustzijn, of laten we zeggen ‘het Zijn’ van Heidegger, of ‘de TAO’ Lao Tse. Wat betekent dat dan voor de beleving van ons ego? Er kunnen minimaal drie oorzaken worden genoemd, waardoor de mens opgesloten is geraakt in zijn eigen cocon, namelijk: zijn denkvermogen, zijn illusie over een vrije wil te beschikken en zijn perceptie van een zelfbewustzijn. Als we het concept van zelfbewustzijn loslaten en in plaats daarvan een universeel bewustzijn omarmen, verandert de opvatting van identiteit fundamenteel. Het ego zou niet meer als kernaspect van wie we zijn worden gezien, maar als een manifestatie van een groter geheel, waarbij een ervaring ontstaat van een diepe verbondenheid met alles wat is. Als we het idee dat we geboren zijn, zoals we zijn geboren, en wel in overeenstemming met het grotere geheel, dan kan iedereen zich ook makkelijker conformeren aan die ‘staat van zijn’, want het is goed zoals het is. Op het moment dat we overlijden, eindigt de transformatie van het universele bewustzijn naar een zelfbewustzijn. Wellicht kan dit het gevoel van afscheiding tussen leven en dood verminderen. De dood kan worden gezien als een terugkeer naar de bredere, allesomvattende toestand van het universele bewustzijn, voor welke geen afscheidingen bestaan, want alles is immers universeel bewustzijn.
Terugkomend op de inleiding: dit was een gedachte-experiment.
In een werkelijkheid voorbij schuld heeft de mens de illusie van vrije wil doorzien, zichzelf bevrijd van de ketenen van morele dogma's, en weet hij zich verbonden met het universele bewustzijn, waar alle dualiteiten en oordelen ophouden te bestaan.
Bij de dood keert de druppel van zelfbewustzijn terug naar de oceaan van het universele bewustzijn, waar deze altijd al deel van uitmaakte.
Comments