top of page

Ontvankelijk leren

Wat als kennis niet slechts iets is dat wordt overgedragen, maar iets dat wordt ontsloten? Wat als informatie altijd al beschikbaar is, niet als bezit van het individu, maar als potentie in een groter veld van bewustzijn? Vanuit deze zienswijze ontstaat een heel andere blik op leren, onderwijs en menselijke ontwikkeling.

 

Sommige denkers hebben gesuggereerd dat er een universeel veld bestaat waarin alle informatie over verleden, heden, toekomst en alles wat nog gedacht, gevoeld of ervaren zal worden, is opgeslagen. Niet in de zin van stoffelijke data, maar als informatieve patronen, die de structuur van de werkelijkheid zelf dragen. Dit geldt zowel voor nieuwe kennis die zich op collectief niveau ontvouwt als voor de rijping van het individuele bewustzijn dat reeds ontsloten inzichten kan herkennen. In plaats van een lineaire evolutie van kennis die zich door menselijk vernuft uitbreidt, suggereert deze visie dat kennis latent aanwezig is en zich slechts ontvouwt wanneer bewustzijn er rijp voor is.

 

Ontvankelijkheid is hierin het sleutelbegrip. Niet alles wat bestaat, kan op elk moment worden geweten. Zowel de mens als soort als het individuele bewustzijn kent fasen van rijping. Cultureel gezien is de geschiedenis een opeenvolging van stadia waarin bepaalde inzichten pas mogelijk werden toen de context daartoe uitnodigde. Denk aan de opkomst van filosofisch denken in het oude Griekenland en de wetenschappelijke revoluties van de moderne tijd. Neurologisch gezien ontwikkelt het menselijke brein zich eveneens in fasen van groei en verfijning, waarbij hogere abstractieniveaus pas bereikbaar worden naarmate bepaalde structuren zijn gerijpt. De relativiteitstheorie van Einstein kan in dit licht worden gezien als een voorbeeld: niet zomaar een creatieve vondst, maar een ontsluiting van een inzicht dat zichtbaar werd toen denken, taal en cultuur samen een drempel hadden bereikt. Ook vandaag sluimeren mogelijk kennislagen, wachtend op een volgende sprong in ontvankelijkheid.

 

Als we deze visie serieus nemen, heeft dat verstrekkende implicaties voor ons onderwijs. Ons huidige systeem is grotendeels gebaseerd op het idee dat kennis van buitenaf moet worden overgedragen aan de leerling, die als een leeg vat wordt gezien dat gevuld moet worden. Leren is dan vooral een kwestie van instrueren, herhalen en toetsen. De nadruk ligt op beheersing en op controle over het proces van kennisverwerving. Maar als kennis iets is dat zich ontvouwt bij rijpheid, dan vraagt onderwijs een fundamenteel andere houding. Onderwijs zou niet langer primair gericht moeten zijn op het inprenten van informatie, maar op het cultiveren van ontvankelijkheid. Dat betekent ruimte scheppen voor verwondering, voor het ontstaan van vragen in plaats van het afdwingen van antwoorden. Het vraagt geduld, respect voor het innerlijke tempo van de leerling en het besef dat niet alles op bestelling kan worden geleerd.

 

Leraren zouden in deze visie minder overdrachtsdeskundigen zijn en meer begeleiders van een wordingsproces. Hun taak zou zijn om een bedding te bieden, waarin inzichten kunnen oplichten zodra de leerling eraan toe is. In plaats van de leerling als onwetend te behandelen die gevormd moet worden, zouden zij het bewustzijn zien als een vermogen dat, wanneer het rijp is, kan aansluiten op een groter veld waarin kennis en inzichten al besloten liggen.

 

Wanneer deze nieuwe zienswijze op kennis en ontvankelijkheid serieus wordt genomen, raakt dat de kern van ons onderwijssysteem. Wat gevraagd wordt is niet simpelweg een aanpassing, maar een werkelijke paradigmashift, een verschuiving van onderwijs als kennisoverdracht naar onderwijs als ruimte voor innerlijke ontvouwing. In een dergelijke benadering blijft het curriculum bestaan, maar verandert de bedoeling ervan. Onderwijs wordt niet langer gezien als een lineaire route naar beheersing, maar als een levende bedding waarin kennis zich kan ontsluiten wanneer leerling en leerstof resoneren. Docenten worden niet alleen geacht informatie aan te reiken, maar ook een leeromgeving te creëren waarin verwondering, rijping en zelfontdekkend leren kunnen plaatsvinden.

 

De kernvraag die steeds opnieuw gesteld moet worden, is hoe wij een omgeving kunnen scheppen waarin dat wat in potentie al aanwezig is, zich kan ontvouwen. Niet door harder te duwen of te trekken, maar door het ontwikkelen van geduld, verfijning en een diep respect voor de fasen van groei. In zo'n onderwijssysteem is leren geen prestatie die van buitenaf wordt opgelegd, maar een ontmoeting met het grotere veld van kennis waarin ieder mens zijn unieke resonantie kan vinden.

 

Toch kan de vraag worden gesteld: is dit realistisch in een klas met dertig leerlingen? Gaat deze visie niet voorbij aan de harde realiteit van volle klassen, strakke roosters en meetbare prestaties? Laten we eerlijk zijn: je kunt in een volle klas niet voor elke leerling een volledig individueel pad creëren. Dat zou onmogelijk zijn en is ook niet nodig. De sleutel ligt niet in individuele maatwerktrajecten, maar in het werken met groepsritmes en differentiëren in resonantie. De klas vormt dan een levende ruimte waarin het leren als gezamenlijke resonantie kan oplichten. Door het ritme van de klas te verzorgen, met afwisseling tussen instructie, verwerking, stilte en reflectie, verhoog je de ontvankelijkheid van de groep als geheel. Wie klaar is voor een bepaald inzicht kan dieper duiken. Wie nog niet zover is kan blijven meebewegen en op zijn tijd rijpen.

 

Oefening en herhaling blijven essentieel. Woordenschat en wiskundige vaardigheden ontwikkel je niet zonder herhaalde confrontatie en praktijk. Maar in plaats van stampen of mechanisch oefenen, wordt de oefening verbonden aan beleving, betekenis en intrinsieke motivatie. Woorden beklijven beter als ze resoneren met ervaring. Wiskunde wortelt dieper wanneer inzicht en techniek hand in hand groeien. De nadruk verschuift van prestatie naar proces, van meten naar voeden. Niet iedereen zal tegelijk ontvankelijk zijn, maar de bedding waarin zij leren verhoogt de kans dat ontvankelijkheid ontstaat. Leren wordt zo geen externe dwang, maar een uitnodiging die wacht op innerlijke resonantie.

 

Dit vraagt van docenten een andere grondhouding: zij zijn niet alleen instructeurs, maar ook waarnemers, begeleiders en hoeders van het leerklimaat. Niet door zich te verliezen in onmeetbare idealen, maar door ritmisch en zorgvuldig ruimte te maken voor dat wat zich in eigen tempo wil ontvouwen. Deze paradigmashift vraagt moed. Ze vraagt loslaten van de illusie van volledige controle. Tegelijkertijd biedt zij een nieuw perspectief op de sluimerende crisis in ons huidige onderwijssysteem, waarin burn-outs onder leraren, motivatieverlies bij leerlingen en eenzijdige nadruk op toetsresultaten symptomen zijn van een dieper probleem. Door onderwijs te zien als ruimte voor ontvouwing in plaats van als lineaire kennisoverdracht, vermindert de prestatiedruk die leidt tot uitputting van leraren. De intrinsieke motivatie van leerlingen kan herstellen, omdat leren weer verbonden wordt met hun eigen rijping en innerlijke resonantie. En toetsing kan een evenwichtiger plaats krijgen binnen het bredere proces van groei en verdieping. Misschien vormt deze benadering geen kant-en-klare oplossing, maar opent zij een weg naar een onderwijswerkelijkheid waarin rijping, ontvankelijkheid en authentiek inzicht werkelijk kunnen opbloeien.

Comentarios

Obtuvo 0 de 5 estrellas.
Aún no hay calificaciones

Agrega una calificación
Blijf op de hoogte! Ontvang telkens het nieuwste blog direct in je mailbox.

Bedankt voor het abonneren!

© 2020 by Marc Cornelisse. Proudly created with Wix.com

bottom of page