1. Toen Adam en Eva uit het paradijs werden verbannen zei God tegen hen: 'In het zweet uwes aanschijns zult gij uw brood verdienen!'
De theologische fundering van de protestantse werkethiek ligt in de vloek die God over Adam heeft uitgesproken nadat Adam en Eva gezondigd hadden en uit het paradijs werden verdreven. In de Statenvertaling is dit geformuleerd als "In het zweet uwes aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert" (Genesis 3:19a). Door protestantse predikanten werd echter niet alleen het strafkarakter beklemtoond, maar ook de goedheid en noodzaak van arbeid en het positieve effect dat dit voor mensen, en de christelijke samenleving in zijn geheel zou hebben. Als straf voor het overtreden van Gods gebod moeten Adam en Eva voortaan werken voor de kost.
2. Arbeid geeft zin aan het leven. Door de arbeid kan een mens de noodzakelijke dingen maken en zich dus in stand houden, maar hij kan zich ook ontwikkelen, hij kan arbeidsvreugde ervaren. Het feit dat de mens kan arbeiden lijkt belangrijker dan bv. het feit dat hij kan denken. Filosofisch uitgedrukt: het wezen (de essentie, de kern, het belangrijkste) van de mens bestaat uit zijn vermogen tot arbeid.
In het kapitalisme is er echter van persoonlijke ontwikkeling en van arbeidsvreugde weinig sprake. De mens wordt uitgebuit, omdat de arbeider niet krijgt waarop hij recht heeft: het resultaat van zijn arbeid gaat namelijk naar een vreemde. Door die uitbuiting is arbeid voor de mens nog enkel een manier om te overleven, niet langer meer een manier om zinvolle zaken te maken, om zich te ontwikkelen of zin te geven aan zijn leven, wat filosofisch gezien de betekenis van arbeid zou moeten zijn. Filosofisch uitgedrukt: de arbeider is vervreemd van zijn arbeid en dus van zijn eigen wezen.[1] Het is als het ware zijn eigen arbeid niet meer (in de betekenis van: arbeid die hem ten goede komt). De mens is geen echte mens meer.
In ‘Das Kapital’ beschrijft Marx de schrijnende reductie van mens tot productie-eenheid. Voor Marx is de mens een sociaal wezen en arbeid speelt in sociale relaties een cruciale rol. Maar in het kapitalisme is arbeid ondergeschikt aan winst. Arbeid is niet langer een wezenlijk aspect van de mens, maar de belangrijkste reden van zijn ellende. Ook Marx spreekt van vervreemding. Als radertje in de machine, vervreemdt de mens zich van zijn werk. Maar hij vervreemdt zich ook van zijn medemensen, die niets meer zijn dan andere radertjes. Uiteindelijk herkent de mens zichzelf niet meer. Hij is volledig ontmenselijkt. Charles Chaplin verbeeldt het later in de film Modern Times, waarin een arbeider door een machine wordt opgeslokt. Nu met de financiële crisis is Marx weer actueel. Vandaag zou hij uitleggen hoe de financiële sector de samenleving kannibaliseert, terwijl een alternatief onmogelijk schijnt. Economie bepaalt immers het bewustzijn van de mensen; ze is de onzichtbare hand achter politieke en morele opvattingen. Het lijkt alsof we niet anders kunnen. Toch voorzag Marx in zijn tijd al dat de uitbuiting niet is vol te houden. Mensen komen in opstand, een revolutie is onvermijdelijk.
Heden ten dagen gaat men grosso modo uit van het idee dat de mens leeft om te werken. Op elk moment in je leven kun je echter stilstaan bij de vraag: wie ben ik geworden? Zijn je potenties tot wasdom gekomen of heeft de cultuur een te dominante modulerende rol gespeeld? In dat laatste geval zijn je vibes niet meer authentiek. Maar kun je je nog herinneren wie je was, voordat de cultuurklauw je in zijn greep kreeg? Op de vraag ‘wie ben jij?’, zullen de meesten antwoorden met hun naam, gevolgd door hun beroep. Daaruit blijkt dat het beroep in hoge mate de identiteit van de mens bepaalt. Het geeft aan wat je plaats is binnen het grote netwerk dat we samenleving noemen. Het beroep is namelijk een containerbegrip voor een groot aantal parameters, zoals: status, opleidingsniveau, verantwoordelijkheden, inkomen en vele competenties. Door te werken ontleent men aan de verantwoordelijkheden die men draagt en de sociale contacten die men heeft, bovendien een soort van arbeidssatisfactie. Men verkrijgt eigenwaarden en men voelt zich actief betrokken bij de samenleving.
Werken is door dit alles verworden tot een onontkoombare bezigheid, het bepaalt wie je bent en de mens heeft uiteraard geld nodig om te kunnen leven, veel geld zelfs. We zijn noodzakelijk verslaafd aan werken en in onze vrije tijd zijn we vaak te moe om nog van alles te ondernemen. Hieronder lijdt zowel het gezinsleven, als de aandacht voor een eventuele hobby.
Eén van de factoren die velen negatief beïnvloed heeft, is de importantie van werk in onze samenleving. In hoeverre kunnen we onszelf nog vrije mensen noemen?
Onze vrijheid hebben we voor een groot deel ingeleverd bij de overheid. Tegen (belasting)betaling laten we de overheid namelijk wetten handhaven, ons land beschermen (tegen terroristische aanslagen, natuurrampen, etc.) en collectieve voorzieningen regelen. We zijn blijkbaar bereid om een groot stuk van onze vrijheid in te leveren om daarvoor in de plaats een stuk veiligheid terug te krijgen. Daarnaast verkopen wij onszelf aan een werkgever, die vervolgens bepaalt wat we moeten doen. Voor mijn arbeid krijg ik geld, zolang ik maar precies doe wat de werkgever van me vraagt. Maar ja, zolang je je werk leuk vindt, is dit meestal geen probleem. Als je je werk echter niet leuk vindt, ben je meestal toch gedoemd om ermee door te gaan. Je hebt namelijk allerlei financiële verplichtingen opgebouwd.
Naast geld, levert je baan je ook een imago op. Het bekende adagium van Descartes ‘Cogito ergo sum; ik denk dus ik ben’, moet eigenlijk zijn ‘Laboro ergo sum, ik werk dus ik ben’. Je bent je functie. Eén van de eerste vragen die je bij nieuwe ontmoetingen aan de ander stelt, is: ‘En, wat voor werk doe je?’. Met het antwoord positioneer je de ander op een statusladder. Maar ook jij wordt met jouw antwoord natuurlijk een maatschappelijke positie toegekend. De vraag is: is dat erg?
Voor diegenen die werkloos zijn, is dat sowieso vervelend. Voor hen voelt het in het vigerende systeem alsof ze van de ladder zijn gevallen en dat er dus letterlijk op ze neergekeken wordt. Maar gelukkig is het aantal werklozen in Nederland op dit moment niet al te groot (minder dan 400.000). Maar wat als bijvoorbeeld de zelfrijdende auto straks een feit is, dan worden er naar schatting 150.000 beroepschauffeurs ineens werkloos. In meerdere sectoren zal artificiële intelligentie de mens uiteindelijk verdrijven. Computersystemen worden in vele opzichten beter dan de mens. Roeit de mens hiermee zichzelf uit of zijn er competenties die uniek zijn voor onze soort?
Onze uniciteit zit ‘m mijns inziens in het feit dat wij als mens een bewustzijn hebben. Gevoed door onze zintuigen is het enerzijds de poort naar de wereld en anderzijds een rechtstreekse verbinding met het goddelijke bewustzijn (ook wel het Akasha-veld, nulpuntsenergieveld of Qi-veld genoemd). Zowel het christendom als het meer recentelijk (19e eeuw) in opkomstgeraakte liberalisme / kapitalisme hebben er voor gezorgd dat de mens zich voornamelijk op de wereld heeft gericht. Maar ook de wetenschappelijke stroming empirisme en het filosofische gedachtengoed van o.a. Kant en Nietzsche zijn daar debet aan. De gnostici bekwaamden zich wel om het goddelijke licht door hen te laten schijnen, maar de evangelies van de christelijke gnostici (zoals bv het evangelie van Thomas) zijn tijdens het Romeinse Rijk systematisch uit de Bijbel verbannen. Deze zouden namelijk de macht van de kerk en haar geestelijken ondermijnen. De kerk positioneerde zich als medium tussen God en de mensen.
Je zou kunnen zeggen dat deze wereldse oriëntatie en de hiërarchische geloofsstructuur van de kerk, de evolutionaire ontwikkeling van ons bewustzijn behoorlijk in de weg heeft gestaan. De 21e eeuw is een eeuw waarin de mens zich moet her profileren om haar superioriteit ten opzichte van de door haar zelf geïnitieerde technologische ontwikkeling te behouden. Hier is zowel politieke lef en visie voor nodig, als maatschappelijke engagement. Te denken valt aan de volgende maatregelen:
a. maximaal een vierdaagse werkweek hanteren
b. mindfulness als verplicht vak voor alle leerlingen invoeren
c. het kapitalisme vervangen door een nieuwe economie
d. het liberaal-humanisme verrijken met een spirituele oriëntatie
Elke maatregel is een majeure verandering en vraagt derhalve om een gedetailleerde uitwerking. Om als mensheid niet overrompeld te worden door het succes van onze eigen technologische ontwikkeling, is het de hoogste tijd om van start te gaan. Het is vijf voor twaalf.
[1] Het begrip vervreemding komt van de Duitse idealistische filosoof Hegel (1770-1813), die grote invloed had op Marx.
Mooi geschreven pap, blijft interessant. Betrap mezelf er ook op dat je vaak snel terug valt op werk in gesprekken. Terwijl andere aspecten en denkwijze van mensen vaak veel meer zeggen en boeiender is. Ga hier eens meer opletten voor mezelf. En mi ook niet bedoeling dat werk zo'n grote rol speelt in je leven, Je werkt om te leven en niet andersom.