Johann Wolfgang Goethe was een Duits wetenschapper, toneelschrijver, romanschrijver, filosoof, dichter, natuuronderzoeker en staatsman. Hij leefde van 1749 tot 1832, een tijd waarin het nog gebruikelijk was dat geleerden generalisten waren. Ook al heb ik genoten van zijn literaire werken, zoals ‘Von der grünen Schlange und der Lilie’, ‘Faust’ en ‘Die Leiden des jungen Werthers’, ik was het meest onder de indruk van zijn kleurenleer ‘Zur Farbenlehre’.
Het voert te ver om deze in een post volledig te beschrijven, maar een paar opvallende kenmerken, met name verschillen met de kleurenleer van Newton (1642-1727), wil ik graag met jullie delen. In mijn post ‘Regenboog’ ben ik uit gegaan van de kleurenleer van Newton, de theorie zoals deze gedoceerd wordt in het huidige onderwijs: in het witte licht zijn alle kleuren aanwezig. Met behulp van een prisma kunnen deze kleuren gescheiden worden, omdat ze allemaal - ten gevolge van hun verschillende golflengte - net even anders gebroken worden. Het gaat om een kwantitatieve verklaring van de breking van het licht. Je kunt namelijk precies berekenen hoe elke kleur gebroken wordt. Alleen op de Vrije Scholen, die gefundeerd zijn op de antroposofie van Rudolf Steiner (1861-1925), wordt de kleurenleer van Goethe onderwezen.
Goethe ontwikkelde een kwalitatieve beschrijving voor dit verschijnsel (de breking van licht in verschillende kleuren), alhoewel hij de visie van Newton (en zijn aanhangers) niet bestreed. Het kwalitatieve is gelegen in de waarneming van kleuren. Net zoals je een taal pas kunt verstaan, als je zelf kennis hebt van die taal, zo kun je volgens Goethe ook kleuren pas herkennen als je beschikt over een innerlijk spectrum van die kleuren. De sensatie van kleurherkenning vindt volgens hem dus in de hersenen plaats.
Volgens Goethe had het ontstaan van kleuren alles te maken met de ontmoeting van donker en licht. In tegenstelling tot de theorie van Newton, waarbij over het donker niets anders gezegd wordt dan het ontbreken van licht, was voor Goethe duisternis wel degelijk van belang. Je kunt het duister waarnemen en er zelfs een gevoel aan beleven, aldus Goethe. Goethe hield er dus een dualistische visie op na. Wanneer het licht iets gedempt wordt door de duisternis, ontstaan de warme kleuren. Het geeft ons een gevoel van blijdschap. Wanneer het duister iets wordt opgelicht, ontstaan de koude kleuren. Het geeft ons het gevoel van kilheid.
Twee aspecten in de kleurenleer van Goethe vallen dus op.
1. Het is een kwalitatieve theorie die sterk de nadruk legt op de innerlijke sensatie van kleur. Zo beschrijft hij ook dat de warme en koude kleuren complementair zijn aan elkaar. Dat weten we door bijvoorbeeld een minuut naar een felgele cirkel te kijken en daarna naar een wit vlak. Op dat witte vlak verschijnt voor ons dan een blauw-violette cirkel.
2. Het is een dualistische theorie die volgens hem goed aansluit bij het duale karakter van het leven. Licht en donker zijn onlosmakelijk aan elkaar gekoppeld, zoals ook leven en dood, hemel en aarde, goed en kwaad, tragedie en komedie en Kairos (het opgaan in ‘the flow’) en Chronos (het leven volgens de klok).
Kijk je met een prisma naar de grensvlakken zoals links in elk figuur getekend staat, dan zie je de kleuren zoals deze daarnaast zijn afgebeeld.
Tot slot twee plaatjes waaruit het verschil in opvatting van Newton en Goethe blijkt over het ontstaan van kleuren bij een prisma.
Volgens Goethe kijken we met het prisma naar een lichtbron waarbij de overgang donker-licht en licht-donker te onderscheiden zijn. Hierdoor ontstaan de kleuren van de regenboog.
VERWONDERING
Goethe was trots op zijn kleurenleer, zoals blijkt uit onderstaand citaat.
"Auf Alles was ich als Poet geleistet habe, bilde ich mir gar nichts ein. [...] Daß ich aber in meinem Jahrhundert in der schwierigen Wissenschaft der Farbenlehre der Einzige bin, der das Rechte weiß, darauf tue ich mir etwas zu gute."
Over alles wat ik als dichter gepresteerd heb, beeld ik mij helemaal niks in. [...] Maar dat ik in mijn eeuw in de moeilijke wetenschap van de kleurenleer de enige ben, die het juiste weet, dat verschaft mij enig genoegen.
Opmerkingen