Velen van ons zijn opgevoed met het adagium ‘je mag niet liegen’, maar de vraag is of je wel kunt leven zonder ooit eens te liegen. Al is het alleen maar vanwege het feit dat de naakte waarheid niet altijd aan het licht hoeft te komen. Ieder mens heeft immers recht op een persoonlijk domein dat voor anderen verborgen mag blijven. Liegen wordt pas problematisch zodra het het gemeenschappelijke belangen schaadt, zodra een verwrongen waarheid (een leugen) het handelen van de ander beïnvloedt. De ander wordt de facto op het verkeerde been gezet.
Op een kruising staan twee mensen, één persoon die altijd liegt en één persoon die altijd de waarheid spreekt. Slechts één van de wegen leidt naar de herberg waar jij wilt overnachten. Je mag slechts aan één van de twee een vraag stellen. Welke vraag moet je dan stellen?[1]
Met een dergelijk raadsel leer je om te gaan met de leugen. Maar er is nog iets. In mijn blog ‘Holografische universum?’ heb ik de onvolledigheidsstelling van Gödel besproken. Die komt erop neer dat in een systeem alles gekend kan worden, behalve fenomenen die naar zichzelf verwijzen. Als voorbeeld gaf ik de volgende stelling: Een man zegt dat hij liegt.
a. Als de man de waarheid spreekt, dan is de bewering onwaar.
b. Als de man liegt, dan spreekt hij de waarheid, maar is de bewering onwaar.
Maar stel nou dat iemand beweert: Ik sta hier niet te liegen. Dat is in feite een bewering die niet of moeilijk kan worden bewezen. Dus ook hier stuiten we op een mogelijke paradox, namelijk de stelling: Deze bewering (ik sta hier niet te liegen) kan nooit bewezen worden.
a. Als deze bewering onwaar is, dan is de bewering niet onbewijsbaar.
b. Als de bewering waar is, dan is de bewering niet te bewijzen.
De enige manier om deze paradox te weerleggen, is om feiten aan te dragen waaruit blijkt dat de persoon in kwestie wel staat te liegen. Diegene die de uitspraak doet, kan dit voorkomen door zich te beroepen op zijn ‘niet actieve herinnering’. Daarmee appelleert hij immers aan zijn niet-verifieerbare persoonlijke domein. Is het moreel acceptabel dat iemand daarmee wegkomt?
Later in onze opvoeding maken we kennis met ‘een leugentje om bestwil’. We leren dat deze wordt ingegeven om de lieve vrede te bewaren, dus uit empathische overwegingen. Als je op je verjaardag van je tante een cadeau krijgt dat je niet zo heel leuk vindt, leer je om dat te verbloemen en haar blij te bedanken voor het cadeau. Als iemand je vraagt wat je van haar nieuwe broek vindt, kun je maar beter enthousiast meepraten, ook al vind je ‘m niet zo leuk. Maar ook als je als kind per ongeluk een vaas hebt omgestoten en daar de kat voor verantwoordelijk stelt, ontloop je op een sluwe manier de furie van je moeder. Kortom: door af en toe de waarheid enigszins te verdraaien of te verhullen, kun je je leven een stuk aangenamer maken. Maar ja, door deze leugentjes aan je arsenaal van reacties toe te voegen, begeeft een mens zich wel op een hellend vlak. Tot op welke hoogte is ‘een leugentje om bestwil’ acceptabel en wanneer is het abject? Het wordt sowieso ongemakkelijk wanneer de waarheid het leugentje achterhaalt.
Naar mijn idee is er een nog subtielere vorm van liegen, namelijk wanneer men er voor kiest om een relevante situatie of gedachte gewoon helemaal niet te berde te brengen. Door het bewust achterhouden van informatie (ook als daar niet expliciet naar gevraagd wordt), manipuleert men de waarheid namelijk eveneens.
Maar om niet helemaal van God los te komen, heeft de mens ook te dealen met zijn geweten. Zo lukt het de protagonist (Raskolnikov) uit ‘Misdaad en Straf’ van de Russische schrijver Dostojewski uiteindelijk niet om te leven met het geheim van een moord die hij heeft gepleegd. De gewetensconflicten die hij daarbij doormaakt, worden echt fabuleus beschreven. Uiteraard kunnen ook minder ingrijpende daden (of gedachten) ons gemoed al drukken. Door er over te spreken, door het hart te luchten, kunnen we ons geweten weer enigszins ontlasten. In feite had de biecht in de katholieke kerk een vergelijkbare zuiverende werking. De institutionele biecht had zelfs minder relationele consequenties dan nu, wanneer we ons hart luchten bij dierbaren die vaak ook enige betrokkenheid hebben bij hetgeen onthuld wordt.
Verder heeft een ieder van ons weleens meegemaakt dat je wat in vertrouwen wordt verteld, met het dwingende verzoek om het echt niet verder te vertellen. Enerzijds streelt dat natuurlijk jouw ego, want daarmee ben jij als het ware een soort uitverkorene die het geheim mag weten. Anderzijds belast dat ongevraagd jouw geweten, omdat er een omerta (geheimhoudingsplicht) op de informatie van toepassing is. En wee je gebeente als je het doorvertelt. Vanwege de laatst genoemde consequentie mag je dat een ander mijns inziens nooit vragen. Bovendien perk je onterecht zijn vrijheid in. Als je iets geheims vertelt, dan moet je je realiseren dat de ander naar eigen inzicht met die informatie mag omgaan.
Het manipuleren van de ander lijkt de basisattitude te zijn geworden in de politiek. Of het nu gaat om ‘framing’, leugens, het verdraaien van feiten, het brengen van nepnieuws of ongeloofwaardige amnesie, het doet allemaal geen goed aan het vertrouwen van burgers in de politiek. Als we de leugen langs de ethische meetlat van het categorisch imperatief van Immanuël Kant leggen, dan is de vraag: Is het mogen liegen tot algemene wet te verheffen? Het antwoord is ‘nee’, omdat het zinloos zou zijn mijn wil ten aanzien van mijn handelingen aan anderen kenbaar te maken, die deze bewering toch niet zouden geloven of, wanneer zij dat overhaast wel deden, mij met gelijke munt zouden terugbetalen. In een wereld waarin de hele tijd gelogen wordt, verliest de leugen haar betekenis.
[1] Welke kant zou de ander mij aanwijzen? Stel de goede weg is naar rechts, dan zal degene die de waarheid spreekt over de liegende zeggen ‘naar links’ en de liegende zal over degene die de waarheid spreekt ook ‘naar links’ zeggen.
Comments